In onze laatste studiegroep lazen wij samen de instructieve tekst van Maezumi Roshi over de geloften (J. jukai). Dit is het hoofdstuk ‘Receiving the Precepts’ in deel II ‘On Form’ van het Engelstalige boek ‘On Zen Practice’ (p.67-71).
Je vindt het volledige boek online hier.
Create a clearing
Martha Postlethwaite
Do not try to serve
the whole world
or do anything grandiose.
Instead, create
a clearing
in the dense forest
of your life
and wait there
patiently,
until the song
that is yours alone to sing
falls into your open cupped hands
and you recognize and greet it.
Only then will you know
how to give yourself
to the world
so worthy of
rescue.
Over de liefde
fragment uit de Vimalakirti Nirdesa-soetra
Een bodhisattva brengt daarbij de liefde voort,
die waarlijk een toevlucht is voor alle levende wezens.
De liefde die vredig is, want vrij van grijpen.
De liefde die niet koortsig is, want vrij van hartstocht.
De liefde die samenklinkt met de werkelijkheid, want altijd gelijkmoedig.
De liefde die zonder conflict is , want vrij van het geweld van de passies.
De liefde die nonduaal is, want niet betrokken bij het uitwendige, noch bij het innerlijke.
De liefde die onverstoorbaar is, want helemaal uiteindelijk.
Daarbij brengt zij de liefde voort die sterk is,
haar grote vastberadenheid onbreekbaar als een diamant.
De liefde die puur is, gezuiverd in haar intrinsieke natuur.
De liefde die rustig is, haar streven gelijkmatig.
De liefde van de wijze, die hartstocht en onwetendheid uitgebannen heeft.
De liefde van de bodhisattva, die voortdurend levende wezens laat groeien.
De liefde van de Tathagata, die de werkelijkheid begrijpt.
De liefde van de Boeddha, die levende wezens laat ontwaken uit hun slaap.
De liefde die spontaan is, want zonder oorzaak is zij volledig verlicht.
De liefde die verlichting is, want zij is eenheid van ervaring.
De liefde die zonder hoogmoed is, want zij heeft gehechtheid en weerzin uitgebannen.
De liefde die groot mededogen is, want zij doorstraalt de Mahayana.
De liefde die nooit uitgeput is, want zij erkent leegte en zelfloosheid.
De liefde die geven is, omdat ze de gift van de dharma verleent, vrij van de gesloten vuist van de slechte leraar.
De liefde die deugdzaam is, omdat ze immorele wezens verbetert.
De liefde die verdraagzaam is, omdat ze zowel zelf als anderen beschermt;
De liefde die toewijding is, omdat ze verantwoordelijkheid voor alle levende wezens opneemt.
De liefde die meditatie is, omdat ze zich niet laat gaan in zinnelijkheid.
De liefde die wijsheid is, omdat ze op het juiste moment het bereiken veroorzaakt.
De liefde die vaardig middel is, omdat ze overal de weg toont.
De liefde die zonder formaliteit is, omdat haar motivatie zuiver is.
De liefde die niet afwijkt, omdat ze vanuit een duidelijke motivatie handelt.
De liefde die vastberadenheid is, omdat zij zonder hartstocht is.
De liefde die zonder bedrog is, omdat ze niet gekunsteld is.
De liefde die geluk is, want zij leidt levende wezens in het geluk van de Boeddha in.
Zo, Manjoesri, is de grote liefde van een bodhisattva.
vertaald naar: R. Thurman (trl.), The Holy Teaching of Vimalakirti: a Mahayana Scripture, Pennsylvania State University Press 1976, p. 56-7.
De nieuwe, bijgewerkte Thurmanvertaling uit 2017 vind je hier: https://terebess.hu/english/vimalakirti-nirdesa-sutra.pdf
Ons fragment lees je daar onder hoofdstuk 6 (6.2- 6.3) op pp. 61-61.
Karin Boye (1900-1941)
Ja, het doet pijn als de knoppen barsten
Ja, het doet pijn als de knoppen barsten.
Waarom zou de lente anders aarzelen?
Waarom zou al ons vurige verlangen
opgesloten zitten in de bevroren bittere bleek?
De huls was de hele winter de knop.
Wat is het dat nieuw is, dat breekt en barst?
Ja, het doet pijn als de knoppen barsten.
pijn voor dat wat groeit
en dat wat zich sluit.
Ja, het is moeilijk als er druppels vallen.
Bevend van angst, hangen ze zwaar,
houden zich vast aan de twijg, zwellen, glijden – …
het gewicht trekt ze naar beneden, hoe ze zich vastklampen.
Moeilijk om onzeker te zijn, bang en verdeeld,
moeilijk om de diepte te voelen trekken en roepen,
toch te blijven zitten en alleen maar te trillen –
moeilijk om te willen blijven
en te willen vallen.
Dan, als het ’t allerergst is en niets meer helpt,
barsten als in gejubel de knoppen van de boom.
Dan, wanneer de angst niet langer meer kan houden,
vallen de druppels van de twijgen in een schittering.
Vergeten dat ze bang waren voor het nieuwe.
Vergeten dat ze angstig waren voor de tocht…
voelen een seconde hun grootste veiligheid,
rusten in het vertrouwen
dat de wereld schept.
Uit de dichtbundel ‘För trüdets skull’, 1935. Vertaald aan de hand van diverse Engelse vertalingen uit het Zweeds.
Jelaluddin Roemi (1207-1273)
De weg van de liefde is geen subtiel betoog.
De deur er naartoe is vernietiging.
Vogels maken grote luchtcirkels van hun vrijheid.
Hoe leren ze dat?
Ze vallen, en vallend, krijgen ze vleugels.
vertaald uit: Coleman Barks (tr.),Rumi The Book Of Love, Poems Of Ecstasy And Longing, 2005
Over de overdracht van het licht
Denkoroku – twee koans
42
Ryozan Osho studeerde met de tweede Doan Zenji.
De patriarch vroeg hem; ‘Wat is dat onder je kesa?’
Ryozan kon niet antwoorden.
Doan Zenji zei: ‘ Het is het meest pijnlijk wanneer iemand die het Boeddhisme bestudeert, dit niveau nog niet bereikt heeft. Nu, jij – vraag het aan mij. Ik zal het je zeggen.’
Ryozan zei: ‘Wat is dat onder je kesa?’
Doan Zenji zei: ‘Intiem.’
51
Eihei Dogen kwam naar Tendo Nyojo. Op een dag sprak Nyojo tijdens de ochtendzazen de sangha toe en zei : ‘Zazen is een wegvallen van lichaam en geest’.
Toen Dogen dit hoorde, had hij plotseling een groot realisatie. Hij ging meteen naar de vertrekken van de abt en brandde wierook.
Jo vroeg hem: ‘Waarom offer je wierook?’
Dogen zei: ‘Lichaam-en-geest zijn weggevallen.’
Nyojo zei: ‘Lichaam-en-geest weggevallen. De weggevallen lichaam-en-geest.’
Dogen zei: ‘Dit is een voorbijgaande verworvenheid. Eerwaarde, je hoeft mij niet zo vlug te bekrachtigen.’
Nyojo zei: ‘Ik bekrachtig je niet vlug.’
Dogen vroeg: ‘Wat is dit ‘niet vlug bekrachtigen’?’
Nyojo antwoordde: ‘De weggevallen lichaam-en-geest.’
Dogen maakte zijn buigingen.
Nyojo zei: ‘Wegvallen weggevallen.’
vertaald naar een ongepubliceerd vertaling van de Denkoroku
Dale S. Wright
Leegte
Het begrip ‘leegte’ komt voort uit, en omvat uiteindelijk, de kernelementen van de boeddhistische contemplatieve praktijk: vergankelijkheid, afhankelijk ontstaan, en geen zelf. […]
Hoewel de oorspronkelijke Sanskriet term, sunyata, voortkomt uit het wiskundige cijfer ‘nul’, is de Chinese term die het vertaalt, k’ung, ‘hemel’ of ‘ruimte’. De hemel stelt metaforisch het vacuüm voor, de ‘lege’ ruimte, waar niets te vinden is. Dit symbolische beeld van ‘leegte’ gaf in de loop der tijd aanleiding tot een uitgebreide conceptuele omschrijving. Leegte’ werd het centrale filosofische concept in de Mahayana-traditie. Wat betekent het? ‘Leegte’ is een universeel predikaat; het geldt voor alles. Alle dingen zijn ‘leeg’, alles is ‘leegte’. Dat iets ‘leeg’ is betekent dat, omdat de entiteit ‘afhankelijk ontstaat’ van andere entiteiten, en wordt getransformeerd in overeenstemming met veranderingen in deze ‘externe’ omstandigheden, de entiteit het ‘eigen-zijn’ (svabhana) of de ‘zelf-natuur’ (tzu-hsing) mist. Het ding is niet zelfbepalend; uit zichzelf zou het nooit worden wat het is. Zijn bestaan en zijn karakter zijn toe te schrijven aan de vele factoren die zijn oorsprong en daaropvolgende transformaties bepalen. Het ‘lege’ ding, dat ontstaat, in de loop van de tijd verandert en weer verdwijnt, aangedreven door omstandigheden buiten zichzelf, mist elk spoor van ‘ aseiteit’ of duurzaamheid.
Dit ‘gebrek’ bovendien, deze negatieve dimensie in de kern van het ding die het begrip ‘leegte’ benadrukt, is de ‘aard’ of ‘essentie’ van alle dingen zonder uitzondering. Wanneer boeddhisten iets beschouwen – een entiteit, een situatie of een idee, – leidt deze ‘afhankelijkheid’, ‘instabiliteit’ of ‘leegte’ de mediteerder voorbij het ding zelf naar zijn bepalende voorwaarden, andere dingen, situaties en ideeën die op dezelfde manier voorbij zichzelf naar andere dingen wijzen, ad infinitum. Lege dingen zijn wat ze zijn in hun context; hun wezen is relationeel. Om iets te begrijpen is dus verklaring van de context nodig […].
Niet alleen zijn entiteiten, situaties en ideeën ‘leeg’ – dat wil zeggen, in verhouding tot conditionerende factoren en processen – net zo ben ik, degene die deze entiteiten, situaties en ideeën in begrip ontmoet. ‘Geen zelf’, de bewering dat het ‘zelf’ ‘leeg’ is, is misschien wel de meest bekende ‘leer’ van het boeddhisme. Maar wat betekent het? ‘Geen zelf’ betekent geen permanent zelf; geen scheidbare, blijvende entiteit, essentie of ziel vormt de basis van het menselijk bestaan. Het betekent ook, in navolging van de beschrijving van leegte hierboven, dat de mens, zoals alles, niet zelfbepalend is. Het zelf bezit geen ‘eigen-zijn’; er is geen ‘zelf-natuur’. Het zelf ‘ontstaat’ samen met de wereld, en is op zichzelf niets. Zoals alles zijn we ingebed in de wereld; we zijn ondergedompeld in een oneindig onderling verbonden context op zo’n manier dat ‘zelf’ en ‘anders dan zelf’ in elkaar overlopen. Huang Po volgt deze meditaties [over het onderling afhankelijke en doordringende karakter van de werkelijkheid] via traditionele kanalen: één voor één wordt aangetoond dat elk van de zes zintuigen zijn eigen respectieve zintuiglijk object impliceert, en omgekeerd. Daarom, concludeert hij, ‘zijn geest en context één. Als dat zo is, volgt daaruit dat als het ene correlaat in de relatie verandert, ook het andere verandert. Als de wereld verandert, verandert ook het zelf; als het zelf verandert, verandert ook de wereld. Om het ene te begrijpen moet je het andere begrijpen.
vertaald naar: Dale S. Wright, Philosophical Meditations on Zen Buddhism, p.51
Dogen Kigen (1200-1253)
Fukan Zazengi
De universele aanbeveling van de beginselen van het zitten in zen
[Na een nauwgezet onderzoek naar de waarheid…]
Fundamenteel is de Weg volkomen en allesdoordringend, hoe zou het kunnen afhangen van praktijk en realisatie?
Het voertuig van de voorouders is van nature onbegrensd, waarom zouden we dan blijvend inspanning moeten doen?
Waarlijk, het hele zijn is ver voorbij bezoedeling, wie zou kunnen geloven in een methode om het te polijsten?
Het is nooit gescheiden van deze eigenste plaats, wat is dan de zin van een pelgrimstocht?
En toch, als er een haardikte onderscheid bestaat, dan is de kloof als die tussen hemel en aarde.
Als ook maar de minste voorkeur of afkeer oprijst, is alles verward en de geest verloren.
Al ben je ingenomen met je begrip en vol van inzicht, al heb je de wijsheid van onmiddellijkheid,
al bereik je de weg en verhelder je de geest, waarbij je de bezieling doet opwellen die de hemel bestormt,
dan nog bevind je je slechts in het gebied vóór de toegang en mis je iets van het vitale pad van bevrijding.
Zelfs in het geval van die ene uit Jetavana, van nature begiftigd met wijsheid, zien we de sporen van zijn zes jaar opgericht zitten. En van die andere van Shaolin, doorgedrongen tot het geesteszegel, horen we nog steeds over zijn befaamde negen jaar muurzitten. Als zelfs de oude wijzen zo waren, hoe zouden mensen vandaag het dan kunnen stellen zonder het beoefenen van de weg?
Daarom, stop de intellectuele praktijk van het onderzoeken van woorden en het najagen van anekdotes, bestudeer de achterwaartse stap om het licht te keren en terug te laten schijnen. Lichaam en geest zullen vanzelf wegvallen en je oorspronkelijke gelaat zal zich tonen. Wil je zo een ding, beoefen met hoogdringendheid zo een ding.
Voor de studie van zen heeft men een rustige plek nodig.
Wees matig met eten en drinken. Zet al je beslommeringen opzij en laat al je bezigheden rusten. Denk niet aan goed of slecht, laat je niet in met juist of verkeerd.
Stop de omwentelingen van geest, geestestoestanden en bewustzijn.
Stop het inschatten van gedachten, ideeën en percepties.
Probeer geen boeddha te maken, wees nog minder gehecht aan stil zitten.
Spreidt op de plaats waar je gewoonlijk zit een dikke mat uit en leg hierop een kussen. Zit ofwel in de volledige ofwel in de halve lotushouding. In de volledige lotushouding leg je eerst je rechtervoet op je linkerdij en je linkervoet op de je rechterdij. In de halve lotushouding leg je eenvoudigweg je linkervoet op je rechterdij.
Schik je kleed en riem losjes en netjes. Vervolgens, leg je rechterhand op je linkervoet en je linkerhand op je rechter palm. Breng de toppen van de duimen samen. Dan, recht je lichaam en zit opgericht. Leun niet naar links of naar rechts, voorwaarts of achterwaarts.
Je oren horen in één vlak te liggen met je schouders en je neus op één lijn met je navel. Breng de tong tegen de voorzijde van het verhemelte en sluit de lippen en tanden. De ogen dienen altijd geopend te blijven. Adem rustig via de neus.
Eens je je houding hebt afgestemd, adem in en adem volledig uit. Beweeg naar links en rechts.
Gevest zittend, denk aan niet-denken. Hoe denk je aan niet-denken? Geen-denken.
Dit is de essentiële kunst van zazen.
Zazen is niet de praktijk van dhyana: het is simpelweg de Dharmapoort van gemak en vreugde.
Het is de praktijk en verificatie van ultieme bodhi.
[…]
fragmenten van de Fukan Zazengi, Koroku versie uit het Engels vertaald naar: C. Bielefeldt, Dogen’s Manuals of Zen Meditation, p. 175 e.v. (met de inleidende formule vertaald naar: T. Maezumi & B. Glassman, On Zen Practice: Body, breath and mind, p. 18)
Nangaku’s ‘het is niet-iets’
Zenmeester Ejo van Nangaku ging studeren bij de zesde patriarch, Daiman Eno Sogen. De zesde patriarch zei: ‘Waar ben je vandaan?’
Nangaku zei: ‘Ik kom van bij de nationale meester Hui An van de berg Song.’
De zesde patriarch zei: ‘Wat is het dat zo komt?’
Nangaku kon niet antwoorden.
Acht jaar lang diende hij de meester en werkte hij met de vraag. Op een dag zei hij tot de zesde patriarch: ‘Nu versta ik het. In het begin toen ik hier aankwam om met jou te studeren, vroeg je mij ‘Wat is het dat zó komt?’’
De zesde patriarch zei: ‘Hoe versta je het?’
Nangaku zei: ‘Zeggen: het is iets, mist het punt.’
De zesde patriarch vroeg: ‘Hangt het af van oefening en verlichting?’
Nangaku zei: ‘Het is niet dat er geen oefening en verlichting is. ‘t Is alleen dat het niet kan bezoedeld worden.’
De zesde patriarch zei: ‘Juist dit niet-bezoedelen is wat de Boeddhas hebben bewaard en doorgegeven. Jij bent zo. Ik ben zo. De voorouders in India waren zo.’
Mana Shobogenzo zaak 101, vertaald naar: John Daido Loori, The True Dharma Eye, Zen Master Dōgen’s 300 koans
Wendy Egyoku Nakao Roshi
I call to you
a blessing for the journey
Let us vow to remember
the causes of suffering
and to practice an end to suffering.
I shall accept all that I cannot change
and let my heart be broken.
May we be gentle for all our days,
here, there, and everywhere.
Let us vow to bear witness
to the wholeness of life,
realizing the completeness
of each and everything.
Embracing our differences,
I shall know myself as you
and you as myself.
May we serve each other for all our days,
here, there, and everywhere.
Let us vow to open ourselves
to the abundance of life.
Freely giving and receiving,
I shall care for you,
for the trees and stars,
as treasures of my very own.
May we be grateful for all our days,
here, there, and everywhere.
Let us vow to forgive all hurt,
caused by ourselves and others,
and to never condone hurtful ways.
Being responsible for my actions,
I shall free myself and you.
Will you free me, too?
May we be kind for all our days,
here, there, and everywhere.
Let us vow to remember that
all that appears will disappear.
In the midst of uncertainty,
I shall sow love.
Here! Now! I call to you:
Let us together live
The Great Peace that we are.
May we give no fear for all our days,
Here, there, and everywhere.
Roshi Wendy Egyoku Nakao
May we be as one
As we gather here this morning,
Let us explore
new ways of being.
Let us yield
whatever keeps us from learning.
May we be open.
Let us use
our gifts freely,
knowing that our life
exists because of all.
Let everyone know intimately
the wholeness of their being
sending love everywhere,
filling the smallest particle
to the largest space,
to this very moment that we share.
May we be generous.
Let us see as ourselves
the child without food,
the woman without a home,
the man with AIDS,
and all the myriad forms of suffering
that unfold within this life.
Let our love manifest
in simple acts of caring and
in words that gratify the heart.
May we be kind.
Let us appreciate all the life
with which we share
this precious earth and universe:
all creatures from ant to blue whale,
all plants from weed to rain forest,
the wind, the sun and moon, the sky.
Let the full potential
of everyone and everything
be realized.
May we be benevolent.
Let us engage in the fields of universal oneness
and know ourself and another
as not two.
Let us acknowledge
our own shortcomings and
take the shortcomings of others
as our own.
May we be cooperative.
Let us be aware
that when we ourselves live fully,
this in itself is the life of all.
Let us find our home
in the awareness of each moment.
May we be present.
Let us listen.
Let us be silent.
Let us being
in each and every moment.
May we be as One.
Taigu Ryokan (1758 – 1831)
Lijst met vermaningen
‘Opletten voor:
- veel praten
- te snel praten
- ongevraagd inlichtingen geven
- het geven van onnodig advies
- je eigen prestaties ophemelen
- onderbreken voordat anderen klaar zijn met spreken
- anderen iets proberen uit te leggen wat je zelf niet begrijpt
- over een nieuw onderwerp beginnen voordat je klaar bent met het laatste onderwerp
- er op staan om het laatste woord te hebben
- lichtzinnige beloften doen
- jezelf herhalen, zoals oude mensen doen
- met je handen praten
- op een geaffecteerde manier spreken
- gedetailleerd vertellen over zaken die nergens op slaan
- verslag doen van alles wat je ziet of hoort
- gebruik maken van Chinese woorden en uitdrukkingen
- Kyoto-spraak leren en gebruiken alsof je die al je hele leven kent.
- Edo-dialect spreken als een boerenkinkel.
- praatjes die naar de pedant ruiken
- praatjes die naar de estheet ruiken
- praatjes die naar satori ruiken
- praatjes die naar de theemeester ruiken’
Ryokan was zeer gevoelig in zijn manier van spreken. Hij schreef lijsten met vermaningen aan zichzelf en aan anderen over het juiste spreken. Achttien van deze lijsten zijn bewaard gebleven en zijn opgenomen in zijn verzamelde geschriften. Enkele vertalingen van deze vermaningen staan in Great Fool: Zen Master Ryokan (vertaling door Ryuichi Abe en Peter Haskel, University of Hawaii Press, 1996).
De bovenstaande lijst van vermaningen komt uit Ryokan: Zen Monk-Poet of Japan (vertaald door Burton Watson, Columbia University Press, 1977, p.115). Zie (vertaald naar): https://terebess.hu/zen/mesterek/Ryokan.html#ad
Eihei Dōgen
uit: Kuge (Bloemen in de hemel, Shobogenzo 14),1343
‘Het is bijvoorbeeld als het feit dat de tijd en plaats, waarin de blauwe lotusbloem bloeit in het vuur, op het moment van vuur zijn. Elke vonk en elk vuur is een plaats waar de blauwe lotusbloem bloeit, een tijd waarin de lotusbloem bloeit.
Een oude voorvader heeft gezegd: ‘De blauwe lotusbloem bloeit in het vuur.’
De tijd waarnemen waarin het vuur verschijnt, de plaats waar het verschijnt, is de blauwe lotusbloem waarnemen. We moeten ze waarnemen zonder de tijd en plaats van de blauwe lotusbloem over het hoofd te zien.
Dus, de blauwe lotusbloem bloeit altijd ‘in het vuur.’ Als we iets willen weten over ‘in vuur’, dan is dat waar de blauwe lotusbloem bloeit.’
vertaald naar: C.Bielefeldt (tr.) in, Dharma Eye n°47,2021, p. 23. Zie: www.sotozen.com/eng/dharma/pdf/47e.pdf
Khandha Aditta sutta
(De soetra van de brandende skandha’s)
‘Bij Sāvatthī.
Bhikkhoes, vorm brandt, gevoel brandt, waarneming brandt, neigingen branden en bewustzijn brandt.
Dit zo ziende, voelt de geoefende, nobele leerling afkeer van de vorm, van gevoel, afkeer van waarnemingen, neigingen en bewustzijn. Afkeer voelend, wordt hij onbevangen. Onbevangen, wordt zijn geest bevrijd. Bevrijd, ontstaat het besef: ‘Bevrijd ben ik!’
Hij verstaat: ‘Vernietigd is geboorte. Het heilige leven is geleefd. Wat gedaan moest worden, is gedaan. Er is niet meer deze staat van zijn.’
vertaald naar: www.themindingcentre.org/dharmafarer/wp-content/uploads/2020/08/17.10-Khandha-Aditta-S-s22.61-piya.pdf
uit de Sundarika Bharadvaja
(Sutta Nipāta 3:4)
‘Na het verzaken van het aansteken van brandhout,
ontsteek ik, brahmaan, alleen het innerlijke vuur.
Voortdurend brandend, blijvend gecenterd in de geest,
ben ik een waardige, die het heilige leven leeft.
Verwaandheid, brahmaan, is de last op je schouder,
woede je rook, valse spraak je as.
De tong is de pook,
het hart, het vuuraltaar.
Het goed getemperde zelf
is het vuur van een mens.’
vertaald naar: www.dhammatalks.org/suttas/KN/StNp/StNp3_4.html#stnp_note3.4.08
Hyakujo’s ‘Wat is dit?’
Isan deed ‘s nachts laat alleen in het zendo zazen, toen zijn leraar Hyakujo hem zag zitten.
Hyakujo vroeg: “Wie zit er hier in het donker?”
Isan antwoordde: “Ik ben het, meester, het is Isan.”
Daarop vraagt Hyakujo aan Isan om de haard op te rakelen en de kolen op te poken. Isan staat op, gaat naar de haard en zoekt naar brandende kolen, maar vindt er geen. ‘Het vuur is gedoofd.’ zegt Isan.
Hyakujo neemt daarop de kolentang, pookte ze diep in de as en sintels en vindt een klein, gloeiend kooltje.
Hij steekt het omhoog en vraagt: “Wat is dit?”
vrij vertaald naar: Original Teachings of Ch’an Buddhism, (tr.) Chang Chung-yuan, 1969. p. 200.
Daizui’s kalpa vuur
Een monnik vroeg Daizui: ‘Wanneer de grote duizend universums geheel en al vergaan in het kalpavuur, is het dan twijfel over wat er zal gebeuren? Vergaat het zelf of vergaat het niet?’
Daizui antwoordde: ‘Het vergaat.’
De monnik zei: ‘Als dat zo is, het universum volgend, zal het dan vergaan?’
Daizui zei: ‘Het zal volgen en vergaan.’
De monnik vroeg:‘Zo ja, In overeenstemming met het universum, zal het vergaan?’
Daizui antwoordde: ‘In overeenstemming met het universum, zal het niet vergaan.’
vertaald naar ongepubliceerde koanlijst
Kaddish
Moge de Grote Naam wiens verlangen
geboorte gaf aan het universum,
weerklinken door de schepping
Nu.
Moge deze Grote Aanwezendheid jouw leven leiden en
jouw dag en alle levens van onze wereld.
En zeg, Ja. Amen.
Door alle Ruimte, Zegen, Zegen deze Grote Naam,
Door alle Tijd zegenen wij, loven wij, verheerlijken wij,
prijzen wij uw naam – Naam die heilig is, Gezegende -
toch blijft Gij buiten het bereik van onze lof, ons lied,
voorbij het bereik van alle troost. Voorbij. Voorbij.
En zeg, Ja. Amen.
Laat God’s naam grote vrede en leven voortbrengen
voor ons en alle mensen.
En zeg, Ja. Amen.
Degene die een universum van vrede heeft gegeven
geef vrede aan ons, aan alles wat Israël is.
En zeg, Ja. Amen.
vertaald naar de Amerikaanse vertaling van rabbi Don Singer en Peter Levitt
Wanneer de nacht voorbij is
Een chassidisch verhaal
Een rabbi vroeg op een dag aan zijn studenten: “Hoe weten we wanneer de nacht voorbij is en het dag is geworden?”
De studenten dachten meteen dat zij het belang van die vraag goed hadden begrepen. Want er zijn immers gebeden en rituelen die alleen ’s nachts kunnen plaatsvinden. En er zijn ook gebeden en rituelen die bij de dag horen. En daarom is het dus belangrijk dat we weten wanneer de nacht voorbij is en de dag is begonnen.
De eerste, en ook de pienterste, van de studenten kwam met zijn antwoord: “Rabbi, als ik over de velden uitkijk en onderscheid kan maken tussen mijn veld en het veld van mijn buurman, dan weet ik dat de nacht voorbij is en het dag is geworden.”
Een tweede student kwam ook met een antwoord: “Rabbi, als ik over de velden uitkijk en een huis zie, en ik kan zien dat het mijn huis is, dan weet ik dat de nacht voorbij is en de dag is aangebroken.”
Een derde student kwam vervolgens ook mijn een antwoord: “Rabbi, als ik in de verte een dier zie, en ik kan zien wat voor dier het is—een koe of een paard of een schaap—dat weet ik dat de nacht voorbij is en een nieuwe dag is begonnen.
En een vierde student kwam vervolgens met nog een ander antwoord: “Rabbi, als ik een bloem zie en ik kan de kleur van de bloem onderscheiden—of die bloem rood, of geel, of blauw is—dan is de nacht voorbij en is de dag begonnen.”
Bij elk antwoord begon de rabbi steeds bedroefder te kijken en verschenen er diepere fronsen op zijn voorhoofd. Tenslotte riep hij: “Nee! Niemand van jullie begrijpt het! Het enige wat jullie doen is scheiding aanbrengen. Jullie kunnen alleen maar dingen van elkaar scheiden. Jullie kunnen alleen maar verdelen. Je onderscheidt je eigen huis van dat van je buurman, je eigen akker van die van je buurman. Je onderscheidt een bepaalde soort dier van een andere soort en een kleur van alle andere. Is dat alles waartoe we in staat zijn—verdelen, scheiden, de wereld in stukken splitsen? Is de wereld al niet genoeg gebroken? Is de wereld al niet genoeg gefragmenteerd? Is dat wat de Thora ons leert? Nee, beste studenten. Zo is het niet. Nee, zo is het helemaal niet!
De studenten keken geschrokken naar het bedroefde gezicht van de rabbi. “Maar rabbi, vertel ons dan hoe we kunnen bepalen wanneer de nacht voorbij is en de dag is begonnen.”
De rabbi keek de strak aan, en met een stem die zowel mild als smekend klonk, antwoordde hij: “Als je in het gezicht van de persoon die naast je staat kijkt en je ontdekt dat deze persoon je broeder of je zuster is, dan is de nacht eindelijk voorbij en is de dag begonnen.”
vertaald door R. Bruinsma naar Thomas L. Friedman, Thank You for Being Late: An Optimist’s Guide to Thriving in the Age of Accelerations, blz. 388-389. Zie: http://reinderbruinsma.com/nl/?p=2181
Drie koans uit het Boek der gelijkmoedigheid
zaak 3
Een uitnodiging voor een patriarch
Een koning van Oost-Indië nodigde de zevenentwintigste patriarch Hannytara uit voor een middagmaal.
De koning vroeg hem: ‘Waarom reciteerde je de soetra niet?’
Hannyatara antwoordde:
‘Wanneer deze arme volger van de Weg inademt, vertoeft hij niet in de werkelijkheid van de skandhas.
Wanneer hij uitademt, vertoeft hij niet in de vele uiterlijke omstandigheden.
Voortdurend reciteer ik zo de soetra, honderd, duizend, tienduizend soetrarollen draaiend.’
zaak 15
Kyozan plant zijn houweel
Aandacht! Isan vroeg Kyozan, ‘Waar kom je vandaan?’
Kyozan antwoordde, ‘Ik kom van de velden.’
Isan vroeg, ‘Hoeveel waren er in de velden?’
Kyozan sloeg zijn houweel in de grond, en stond met de handen gevouwen op zijn borst.
Isan zei: ‘In de zuidelijke bergen oogsten veel mensen riet.’
Kyozan trok zijn houweel los en vertrok.
vers
De oude verlichte beschouwt met diep gevoel zijn nakomelingen,
gedreven om zijn eigen huishouden te ondersteunen.
Onthoud het gedeelte over de zuidelijke bergen:
ingelegd in het bot, gegraveerd in de huid, laten we onze samen onze dankbaarheid tonen.
zaak 20
Jizo’s ‘meest intieme’
Meester Jizo vroeg Hogen: ‘Waar kom je vandaan, joza?’
Hogen zei: ‘Ik ben op pelgrimstocht doelloos.’
Jizo vroeg: ‘Wat is het punt van je pelgrimstocht?’
Hogen antwoordde: ‘Ik weet het niet.’
Jizo zei: ‘Niet-weten is het meest intieme.’
vertaald naar: The Book of Equanimity, Gerry Shishin Wick, 2005, Wisdom Books,
Tomas Tranströmer
Vermeer
Geen beschermde wereld… Vlak achter de muur begint het lawaai
begint de herberg
met gelach en getier, rijen tanden, tranen, klokkengelui
en de gestoorde schoonbroer, doodsbrenger voor wie iedereen bang is.
De grote explosie en de vertraagde tred van de redding
schepen pronkend aan de rede, geld dat kruipt in
de zak van de verkeerde man
eis op eis gestapeld
gapende rode bloemkelken zweten angst voor de oorlog.
Daarvandaan en dwars door de muur in het heldere atelier
in de seconde die eeuwen mag leven.
Schilderijen die zich ‘De muziekles’ noemen
of ‘Vrouw in blauw die een brief leest ’–
zij is in de achtste maand, twee harten trappelen in haar.
Tegen de achtermuur hangt een gekreukelde kaart van Terra Incognita.
Adem rustig… Een onbekende blauwe stof zit vastgenageld
aan de stoelen.
De gouden kopspijkers vlogen er pijlsnel in
en bleven toen plotseling steken
alsof zij nooit anders dan stilte waren geweest.
Het suist in de oren van de diepte of van de hoogte.
Het is de druk van de andere kant van de muur.
Het laat elk feit zweven
en maakt het penseel handvastig.
Het doet pijn om door muren te gaan, je wordt er ziek van
maar het is noodzakelijk.
De wereld is één. Maar muren…
En de muur is een deel van jezelf –
je weet het of je weet het niet, maar het geldt voor iedereen
behalve voor kleine kinderen. Voor hen geen muur.
De heldere hemel leunt tegen de muur.
Hij is als een gebed tot de leegte.
En de leegte wendt zijn gezicht naar ons toe
en fluistert
‘ik ben niet leeg, ik ben open.’
bewerking van de vertaling van J. Bernlef met dank aan Lars-Eric Larsson
Mettameditatie
vertaald naar een onderricht van Genno Roshi in Gent oktober 2015
Moge ik vrij zijn van gevaar.
Moge ik me veilig voelen.
Moge ik beschermd worden van elk kwaad en vrij zijn van angst
Moge ik open zijn, vrij van angst.
Moge ik me veilig voelen in mijn werk en in mijn levensonderhoud.
Moge ik me veilig voelen in mijn verbindingen.
Moge ik vrij zijn van lijden en van de gevolgen van lijden
Moge ik me gelukkig voelen.
Moge ik gelukkig, tevreden en vervuld zijn
Moge ik een heldere geest hebben, een vredige geest.
Moge ik vrij zijn van obsessief denken, van ruminerende gedachten.
Moge ik genieten van mijn geest, de helderheid van mijn geest.
Moge ik alles hebben wat ik nodig heb en wens.
Moge mijn geest gelijkmoedig zijn en in harmonie zijn met mijn hart.
Moge ik gezond zijn.
Moge ik me goed voelen met mijn lichaam, in mijn lichaam, als mijn lichaam.
Moge mijn lichaam fit zijn en welbevinden ervaren.
Moge ik mijn lichaam goed behandelen, zonder het te negeren, zonder het teveel te verwennen.
Als er ziekte is, mag ik iets vinden om deze ziekte te verlichten, om met deze ziekte om te gaan.
Moge ik waarderen hoeveel dit lichaam heeft gedaan, heeft doorstaan, hoezeer het ondersteunend was.
Moge ik een gezonde relatie met mijn lichaam hebben.
Moge ik welbevinden in mijn lichaam ervaren.
Moge mijn leven goed gaan.
Moge mijn leven goed verlopen, de ups en downs, de moeilijkheden, de pijn en de vreugde.
Moge ik op mijn gemak zijn met mijn leven, me goed voelen in mijn leven.
Moge ik voelen dat er een stroom is, een vloeizaamheid. Ik verzet me niet tegen de stroom, ik ga erin mee en ben er op mijn gemak mee.
Moge ik innerlijke vrede welbehagen, welzijn kennen.
Moge ik ontwaken en bevrijding vinden.
Moge ik vrede ervaren in dit leven.
Jürgen Werth
Ik ben er altijd
Soms
moet je
naar binnen kijken.
Anders zie je niets.
Soms
moet je
luisteren.
Anders hoor je niets.
De bonte beelden,
de schelle klanken
liggen me niet.
Ik zal stil komen.
Liefde
komt altijd stil.
Ontsluit alle zintuigen!
Ontsluit je hart!
Dan ben Ik daar.
En blijf.
vertaald uit het Duits naar Jürgen Werth, Ich bin immer da
Lied van de strooien hut
Ik heb een hut van gras gebouwd waarin niets van waarde is.
Na het eten verpoos ik en geniet van een dutje.
Toen de hut klaar was, schoot er nieuw onkruid op.
Nu ze bewoond is, overwoekert het onkruid alles.
De man in de hut leeft er in vrede,
niet gehecht aan binnen of buiten of aan iets daartussen in.
Hij leeft niet waar gewone mensen leven.
Hij houdt niet van waar gewone mensen van houden.
Hoewel de hut klein is, omvat ze de hele wereld.
Op ‘n paar vierkante meter verlicht een oude man de vormen en hun aard.
Een Mahayana bodhisattva vertrouwt zonder te twijfelen.
Gewone mensen vragen zich af: ‘Zal die hut vergaan of niet?’
Vergankelijk of niet, de oorspronkelijke meester is present
niet verwijlend in noord of zuid, oost of west.
Stevig gegrond in standvastigheid is ze onovertroffen.
Een lichtend raam onder de groene dennenbomen –
paleizen van jade of torens van vermiljoen doorstaan de vergelijking niet.
Alleen maar zittend met het hoofd bedekt: alle dingen zijn stil.
Zo, verstaat deze bergmonnik niets.
Hier levend, is hij niet langer bezig met bevrijding.
Wie zou vol trots zitplaatsen schikken om gasten te lokken?
Keer het licht om het van binnen te laten schijnen, en keer [het] dan terug.
De grenzeloze en ondoorgrondelijke bron kan niet benaderd noch uit de weg gegaan worden.
Ontmoet de voorouderlijke leraren, wees vertrouwd met hun onderricht.
Vlecht gras om een hut te bouwen en geef niet op.
Laat honderden jaren los en ontspan je volledig.
Open je handen en wandel onbevangen.
Duizenden woorden, een oneindigheid aan interpretaties
dienen er enkel toe om je van hindernissen te bevrijden.
Wil je de onsterfelijke persoon in zijn hut ontmoeten,
scheid je dan niet af van deze huidzak hier en nu.
vertaald naar Taigen Dan Leighton, Cultivating the Empty Field: The Silent Illumination of Zen Master Hongzhi, 2000
Het laatste woord van zen
Toen Seppo met Ganto op de Schildpaddenberg in de provincie Li reisde, zaten ze tijdelijk vast in een refuge tijdens een sneeuwstorm. Ganto bracht hele dag slapend door. Seppo bracht elke dag zittend in zenmeditatie door.
Op een dag riep Seppo: “Oudere broer! Oudere broer! Sta op!”
Ganto zei, “Wat is er?”
Seppo zei, “Zit niet te niksen. Monniken op pelgrimstocht hebben diepgaande wijsheid als hun metgezel. Deze metgezel moet ons te allen tijde vergezellen. Maar hier vandaag doe je niets anders dan slapen.”
Ganto schreeuwde terug: “Eet maar en slaap maar! Als je daar de hele tijd zit te mediteren, ben je net een kleifiguur in de hut van een dorpeling. In de toekomst zul je de mannen en vrouwen van het dorp alleen maar bang maken.”
Seppo wees naar zijn eigen borst en zei: “Ik voel me hier ongemakkelijk. Ik durf mezelf niet te bedriegen [door niet ijverig te oefenen].”
Ganto zei: “Ik zeg altijd dat je op een dag een hut zult bouwen op een eenzame bergtop en daar een groots onderricht zult uiteenzetten. Toch praat je nog steeds zo!”
Seppo zei: “Ik ben echt angstig.”
Ganto zei: “Als dat echt zo is, toon dan je begrip, en waar het juist is, zal ik het voor je bevestigen. Als het onjuist is, zal ik het met wortel en tak uitroeien.”
Seppo zei: “Toen ik voor het eerst naar Yanguan’s plek ging, hoorde ik hem uitweiden over leegte en vorm. Op dat moment vond ik een toegang.”
Ganto zei: “Spreek de komende dertig jaar niet meer over deze zaak.”
Seppo zei: “En toen zag ik Tozan’s gedicht dat zei: ‘Vermijd het zoeken ergens anders, want dat is ver van het Zelf. Nu reis ik alleen en ontmoet ik het overal. Nu is het precies mij, nu ben ik niet het.'”
Ganto zei: “Als dat zo is, zul je jezelf nooit redden.”
Seppo zei toen: “Later vroeg ik Tokusan: ‘Kan een leerling de essentie van de oude leringen begrijpen?’ Hij sloeg me en vroeg: ‘Wat zei je?’ Op dat moment was het alsof de bodem uit een emmer water viel.”
Ganto zei: “Heb je niet gehoord dat ‘wat door de toegangspoort naar binnen komt, niet de familiejuwelen zijn’?”
Seppo zei: “Wat moet ik dan later doen?”
Ganto zei: “In de toekomst, als je een groots onderricht wilt delen, dan moet het uit je eigen hart stromen, en hemel en aarde bedekken.”
Toen Seppo dit hoorde ervoer hij een onovertroffen verlichting.
Hij boog en zei: “Meester Broeder, eindelijk vandaag op de Schildpaddenberg heb ik de Weg bereikt!”
vertaald naar Andy Ferguson, Zen’s Chinese heritage: the masters and their teachings
Franciskus van Assisi (1181-1226)
Echte vreugde
[Broeder Leonardus] heeft bij het kerkje van de Heilige Maria verteld dat de zalige Franciscus daar broeder Leo eens riep en zei: ‘Broeder Leo, schrijf op.’ Die antwoordde: ‘Ik sta klaar.’
‘Schrijf op,’ zei hij, ‘wat de echte vreugde is.
Er komt een bode melden dat alle professoren van Parijs tot de orde zijn toegetreden. Schrijf op, dat is geen echte vreugde. Hetzelfde zegt hij van alle prelaten van over de Alpen, van alle aartsbisschoppen en bisschoppen, van de koning van Frankrijk en de koning van Engeland. Schrijf op, dat is geen echte vreugde.
Ook vertelt hij dat mijn broeders naar de ongelovigen zijn gegaan en ze allemaal tot het geloof hebben bekeerd. Ook dat ik zo’n grote genade van God heb gekregen, dat ik zieken genees en veel wonderen doe. Ik zeg je dat in dat alles de echte vreugde niet bestaat.
Wat is de echte vreugde dan wel?
Ik keer terug uit Perugia en kom hier midden in de nacht aan. Het is winter. Het is modderig en zo koud dat er onder aan mijn habijt ijspegels komen, die steeds tegen mijn benen slaan en er bloed uit die wonden komt. Door en door koud, vol modder en ijs kom ik bij de poort aan. Na lang kloppen en roepen komt er een broeder die vraagt: “Wie is daar?” Ik antwoord: “Broeder Franciscus.”
Hij zegt: “Ga weg, dit is toch geen uur om aan te komen. Je komt er niet in.”
Ik dring aan en opnieuw antwoordt hij: “Ga weg, je bent maar simpel, je hebt niet geleerd. En laat je hier nooit meer zien! We zijn al met zoveel en van een ander niveau. We hebben je niet nodig.”
Ik ga opnieuw voor de poort staan en zeg: “Ter liefde Gods, wilt u mij deze nacht dan opnemen?” Maar hij antwoordt: “Dat doe ik niet! Ga maar naar de kruisdragers en vraag het daar maar.”
Ik zeg je, als ik dan mijn geduld bewaar en niet kwaad word, dat daarin de echte vreugde, de echte deugd en het heil van de ziel bestaat.’
zie: ‘geschriften van Franciscus’ op de website van het Franciscaans Studiecentrum
Zitten voor de muur
Bodhidharma’s praktijk van ‘zitten voor de muur’ is één van de bijzondere kenmerken van de zenmeditatie zoals die in de in de Soto zenschool wordt beoefend. De Amerikaanse boeddholoog Paul L. Swanson schreef een fascinerende studie over het hedendaags wetenschappelijk onderzoek rond dit thema en komt tot een verrassend besluit: Bodhidharma, Wall Contemplation, and Mixed Binomes: Off-the-wall Speculations on the Origins of Zen Meditation.
Je kan het artikel hier downloaden.
Dorothee Sölle (1929 – 2003)
Een verstoring
Terwijl ik langzaam lees
wat op het achtvoudige pad
van de boeddha
de naakte aandacht
voor mij zou kunnen zijn
springt het gevlekte mormel
dat gisteren zijn poten
plotsklaps op mijn schouders sloeg
overmoedig de kamer in
Terwijl ik zonder verlichting
de naakte aandacht zoek
die belooft alle dingen
nieuw te maken
omdat we ze zullen zien
als voor de eerste keer
gaat de springende hond
waarvoor ik gisteren angst kreeg
onder de schrijftafel liggen
Terwijl ik niet eens weet
wat ik nodig heb
op het achtvoudige pad
van verlichting
die zonder naakte aandacht
niet bereikt wordt
begint een medeschepsel
mijn ijskoude voeten
te warmen
De Boeddha onderricht niet
hij komt
de boeddha komt niet
hij is al hier
hij is niet al hier
hij is
vertaling van ‘Eine Störung’ uit: Dorothee Sölle: Den Rhythmus des Lebens spüren. Inspirierter Alltag. Hg.: Bettina Hertel / Birte Petersen. Freiburg/Br. u.a.: Herder 2001, S. 14
Dogen Kigen (Japan, 1200-1253)
Aansporing tot zazen
gedicht in het essay Zazenshin uit de verzameling Shobogenzo
Essentiële functie van alle boeddha’s,
functionerende essentie van alle patriarchen –
zij is aanwezig zonder denken,
zij is volkomen zonder interactie.
Aanwezig zonder denken,
is haar aanwezigheid naar haar aard intiem.
Volkomen zonder interactie,
is haar volkomenheid naar haar aard verwerkelijkt.
Haar aanwezigheid naar haar aard intiem
is altijd zonder enige vlek of bezoedeling.
Haar volkomenheid naar haar aard verwerkelijkt
is altijd zonder rechtop en gebogen.
Intimiteit, altijd zonder enige vlek of bezoedeling,
werpt af zonder af te danken.
Verwerkelijking, altijd zonder rechtop en gebogen,
wijdt zich toe zonder te beelden.
Het water is helder recht doorheen de aarde,
een vis beweegt zich als een vis.
De lucht is weids recht tot in de hemel,
een vogel vliegt gewoon als een vogel.
vertaald naar C. Bielefeldt, Dogen’s Manuals of Zen Meditation, p. 204, en andere Engelse vertalingen
Hope
Václav Havel (1936 – 2011) was een Tsjechisch schrijver, dissident en politicus.
The kind of hope I often think about (especially in situations that are particularly hopeless, such as prison) I understand above all as a state of mind, not a state of the world. Either we have hope within us or we don’t; it is a dimension of the soul; it’s not essentially dependent on some particular observation of the world or estimate of the situation.
Hope is not prognostication. It is an orientation of the spirit, an orientation of the heart; it transcends the world that is immediately experienced, and is anchored somewhere beyond its horizons.
Hope, in this deep and powerful sense, is not the same as joy that things are going well, or willingness to invest in enterprises that are obviously headed for early success, but, rather, an ability to work for something because it is good, not just because it stands a chance to succeed. The more unpropitious the situation in which we demonstrate hope, the deeper that hope is.
Hope is definitely not the same thing as optimism. It is not the conviction that something will turn out well, but the certainty that something makes sense, regardless of how it turns out. In short, I think that the deepest and most important form of hope, the only one that can keep us above water and urge us to good works, and the only true source of the breathtaking dimension of the human spirit and its efforts, is something we get, as it were, from “elsewhere.” It is also this hope, above all, which gives us the strength to live and continually to try new things, even in conditions that seem as hopeless as ours do, here and now.
No hope no fear
Tilopa (988-1069), grote boeddhistische leraar uit India
If you are beyond all grasping at an object and at a subject,
that is the king of all views.
If there is no distraction,
it is the king of all meditations.
If there is no effort,
it is the king among all conducts.
When there is no hope and no fear,
that is the final result,
and the fruition has been attained or revealed.
Decisions
Boris A. Novak (1953), Sloveens dichter
Between two words
choose the quieter one.
Between word and silence
choose listening.
Between two books
choose the dustier one.
Between the earth and the sky
choose a bird.
Between two animals
choose the one who needs you more.
Between two children
choose both.
Between the lesser and the bigger evil
choose neither.
Between hope and despair
choose hope:
it will be harder to bear.
Shari raimon
Vers van eerbetuiging aan de relieken van de Boeddha
Met oprechte eerbied buigen wij voor de relieken van het ware lichaam van de Tathagata Sjakjamoeni, die volledig toegerust is met talloze deugden, voor het Dharmalichaam dat de fundamentele grond is, en voor zijn stoepa die het hele universum is.
Met diep respect vereren wij diegene die zich voor ons als lichaam heeft gemanifesteerd.
Door de dragende kracht van de Boeddha, die ons doordringt zoals wij haar doordringen, waarmerken wij ontwaken.
Door de spirituele kracht van de Boeddha, doen wij goed voor levende wezens, wekken wij de gedachte aan ontwaken op, beoefenen wij de bodhisattva-praktijk en gaan wij samen volkomen vrede in – het besef van de gelijkheid van alle dingen.
Laten we nu eerbiedig buigen.
vertaald naar: Verse of Homage to Buddha’s Relics, Soto School Scriptures for Daily Services and Practice, p.71
foto: Piprahwa relieken
Negen overwegingen over de dood
Atisha (982-1054), grote Indische boeddhistische leraar.
eerste overweging
VROEG OF LAAT STERVEN WE ALLEMAAL.
De dood is onontkoombaar, niemand is vrijgesteld.
Met dit in gedachten, verblijf ik bij mijn ademhaling.
tweede overweging
MIJN TIJD VAN LEVEN WORDT STEEDS KORTER.
De tijd dat een mens leeft, wordt steeds korter; iedere ademhaling brengt mij dichter bij de dood.
Met dit in gedachten, verdiep ik mij in deze waarheid.
derde overweging
DE DOOD KOMT, OF IK NU VOORBEREID BEN OF NIET.
De dood zal komen, of wij nu voorbereid zijn of niet.
Met dit in gedachten, stap ik nu het volle leven in.
vierde overweging
DE DUUR VAN MIJN LEVEN IS NIET VASTGELEGD.
De levensverwachting van een mens is onzeker; de dood kan ieder moment komen.
Met dit in gedachten, heb ik aandacht voor ieder moment.
vijfde overweging
ER ZIJN TALLOZE DOODSOORZAKEN.
Er zijn talloze doodsoorzaken – ook gewoonten en verlangens kunnen de dood bespoedigen.
Met dit in gedachten, overweeg ik het oneindig aantal mogelijkheden.
zesde overweging
MIJN LICHAAM IS BROOS EN KWETSBAAR.
Het menselijk lichaam is broos en kwetsbaar; mijn ademhaling houdt mij in leven.
Met dit in gedachten, heb ik de aandacht voor elke in- en uitademing.
zevende overwinning
MIJN MATERIËLE RIJKDOM ZAL GEEN ENKEL NUT HEBBEN.
Op het moment van sterven, heeft materiële rijkdom geen enkel nut.
Met dit in gedachten, richt ik mij met heel mijn hart op de beoefening.
achtste overweging
MIJN GELIEFDEN KUNNEN MIJ NIET REDDEN.
Onze geliefden kunnen ons niet redden van de dood; zijn komst is niet te vertragen.
Met dit in gedachten, beoefen ik niet-vasthouden.
negende overweging
MIJN EIGEN LICHAAM KAN ME NIET HELPEN WANNEER IK DOODGA.
Ons lichaam biedt geen hulp wanneer we sterven; het is op dat moment net zo goed verloren.
Met dit in gedachten, leer ik loslaten.
uit: De laatste woorden van liefde, J. Halifax, p. 75
Thich Nhat Hanh
In zijn dagboek, gepubliceerd als Fragrant Palm Leaves: Journals 1962-1966, schreef Thich Nhat Hanh over een ervaring die hij had toen hij in de jaren zestig lesgaf aan Columbia University:
23 december 1962, Princeton, New Jersey.
[…]
Het is grappig hoezeer onze omgeving onze emoties beïnvloedt. Onze vreugde en verdriet, sympathieën en antipathieën worden zozeer door onze omgeving gekleurd dat wij vaak onze koers gewoon laten bepalen door onze omgeving. We gaan mee met “publieke” gevoelens totdat we niet eens meer onze eigen ware verzuchtingen kennen. We worden een vreemde voor onszelf, volledig gevormd door de maatschappij. Onze vrienden bij Phuong Boi hebben zich altijd verzet tegen sociale conformiteit en tegen de vormen van de maatschappij. Natuurlijk ontmoetten we tegenstand, zowel intern als extern.
Soms voel ik me gevangen tussen twee tegengestelde ikken – de “valse ik” opgelegd door de maatschappij en wat ik mijn “ware ik” zou noemen. Hoe vaak verwarren we die twee niet en nemen we aan dat de mal van de maatschappij ons ware zelf is. Gevechten tussen onze twee zelven resulteren zelden in een vreedzame verzoening. Onze geest wordt een slagveld waarop de Vijf Aggregaten – de vorm, gevoelens, waarnemingen, mentale formaties en het bewustzijn van ons wezen – rondgestrooid worden als puin in een orkaan. Bomen vallen om, takken breken af, huizen storten in. Dit zijn onze eenzaamste momenten. Maar elke keer dat we zo’n storm overleven, groeien we een beetje. Zonder stormen als deze, zou ik niet zijn wie ik nu ben. Maar ik hoor zo’n storm zelden aankomen totdat hij hij overvalt. Hij lijkt te verschijnen zonder waarschuwing, alsof hij geruisloos op zijden slippers loopt. Ik weet dat het al lang moet broeien, sudderen in mijn eigen gedachten en mentale formaties, maar wanneer zo’n uitzinnige orkaan toeslaat, kan niets van buitenaf helpen. Ik ben gehavend en verscheurd, en ik ben ook gered.
Afgelopen herfst ben ik door zo’n storm gegaan. Het begon in oktober. Eerst leek het een voorbijtrekkende wolk. Maar na enkele uren voelde ik dat mijn lichaam in rook opging en wegdreef. Ik werd een vage wolkenflard. Ik had mezelf altijd als een vaste entiteit beschouwd, maar plotseling zag ik dat ik helemaal niet vast was. Dit was geen filosofische of zelfs maar een verlichtingservaring. Het was enkel een gewone indruk, volkomen gewoon. Ik zag dat de entiteit die ik voor “mij” had aangezien in werkelijkheid een verzinsel was. Mijn ware aard, besefte ik, was veel werkelijker, zowel lelijker als mooier dan ik me had kunnen voorstellen.
Het gevoel begon kort voor elf uur ’s avonds op de eerste oktober. Ik was aan het snuffelen op de elfde verdieping van Butler Library. Ik wist dat de bibliotheek op het punt stond te sluiten, en ik zag een boek dat betrekking had op het gebied van mijn onderzoek. Ik pakte het van de plank en hield het in mijn twee handen. Het was groot en zwaar. Ik las dat het in 1892 was uitgegeven, en dat het in datzelfde jaar aan de Columbia Library was geschonken. Op de achterflap zat een papiertje waarop de namen van de ontleners stonden en de data waarop ze het boek uit de bibliotheek hadden gehaald. De eerste keer dat het werd geleend was in 1915, de tweede keer was in 1932. Ik zou de derde zijn. Kan je je dat voorstellen? Ik was pas de derde lener, op 1 oktober 1962. In zeventig jaar tijd hadden slechts twee andere mensen op dezelfde plek gestaan als ik, het boek van de plank genomen, en besloten het boek te bekijken. Ik werd overmand door de wens om die twee mensen te ontmoeten. Ik weet niet waarom, maar ik wilde ze omhelzen. Maar zij waren verdwenen, en ik ook, ik zal spoedig verdwijnen.
Twee punten op dezelfde rechte lijn zullen elkaar nooit ontmoeten. Ik kon twee mensen in de ruimte ontmoeten, maar niet in de tijd. Ik stond een paar minuten stil, met het boek in mijn handen. Toen herinnerde ik me wat Anton Cerbu de vorige dag had gezegd, toen we bespraken hoe we het Vietnamese boeddhisme konden onderzoeken. Hij zei me dat ik nog jong was. Ik geloofde hem niet. Ik heb het gevoel dat ik al lang leef en al zoveel van het leven heb gezien. Ik ben bijna zesendertig, dat is niet jong. Maar die avond, toen ik tussen de schappen van de Butler Library stond, zag ik dat ik noch jong, noch oud, noch bestaand, noch niet-bestaand ben. Mijn vrienden weten dat ik zo speels en ondeugend kan zijn als een kind. Ik hou van grapjes maken en doe graag mee aan het spel van het leven. Ik weet ook wat het is om kwaad te worden. En ik ken het plezier om geprezen te worden. Ik sta vaak op het punt om te huilen of te lachen. Maar wat is er nog meer onder al deze emoties? Hoe kan ik het aanraken? Als er niets is, waarom zou ik er dan zo zeker van zijn dat het er is? Terwijl ik het boek vasthield, voelde ik een glimp van inzicht. Ik begreep dat ik leeg ben van idealen, hoop, standpunten of loyaliteiten. Ik heb geen beloften aan anderen te houden. Op dat moment verdween het gevoel van mijzelf als een entiteit onder andere entiteiten. Ik wist dat dit inzicht niet voortkwam uit teleurstelling, wanhoop, angst, verlangen of onwetendheid. Een sluier lichtte stilletjes en moeiteloos op. Dat is alles.
vertaald naar: Fragrant Palm Leaves: Journals 1962-1966, p. 82 – 85
Iedere stap is vrede
Van ons lijden kunnen we iets leren. We moeten leren zien dat we inter-zijn. Dat alles met alles verbonden en van elkaar afhankelijk is – we horen bij elkaar. We kunnen de werkelijkheid niet in stukken snijden. Het welzijn van de één is het welzijn van de ander. Daarom moeten we met elkaar samenwerken. Elke kant is ‘onze’ kant. Er is geen slechte kant. De ervaring van oorlogsveteranen kan, als de vlam van een kaars, licht werpen op de oorzaken van oorlog en op de weg naar vrede.
fragment uit: De wonden van de oorlog helen
De vierde aandachtsoefening: liefdevol spreken en aandachtig luisteren
Bewust van het lijden veroorzaakt door onzorgvuldig spreken en het onvermogen om naar anderen te luisteren, beloof ik van ganser harte om te leren liefdevol te spreken en met mededogen te luisteren om zo het lijden te verminderen en verzoening en vrede tot stand te brengen in mijzelf en tussen andere mensen, groeperingen en naties. Wetend dat woorden geluk of leed kunnen veroorzaken, heb ik het oprechte voornemen om de waarheid te spreken en woorden te kiezen die bijdragen tot zelfvertrouwen, vreugde en hoop. Als er woede in mij opkomt, neem ik mij voor om niets te zeggen. Ik zal dan met aandacht mijn adem volgen en loopmeditatie doen en diepgaand kijken om zo mijn boosheid te onderzoeken. Ik weet dat kwaadheid geworteld is in verkeerde waarneming en gebrek aan begrip van het lijden van mijzelf en anderen. Ik zal op zo’n manier spreken en luisteren dat wij gezamenlijk ons lijden kunnen los laten en een weg kunnen vinden uit moeilijke situaties. Ik neem me voor geen geruchten te verspreiden en niets te zeggen dat verdeeldheid of onenigheid kan veroorzaken. Ik zal met de juiste inzet oefenen om mijn vermogen tot begrip, liefde, vreugde en saamhorigheid te voeden om zo boosheid, geweld en angst, die diep in mij verborgen liggen, langzaam maar zeker te kunnen transformeren.
Leo Apostel
Laten we ons voor kortere of langere volledig onbeweeglijk houden, in een evenwichtige houding, en ons onthouden van spreken, kijken of luisteren. In ons zullen natuurlijk allerlei gedachten, beelden en gevoelens elkaar opvolgen. Laten we ons ook onthouden van elk instemmen met zowel als verwerpen van wat er in ons gebeurt. Het kan zijn dat voor een kortere of langere tijd stilte heerst, ook in ons. Maar belangrijk is dat niet. Wezenlijk is de onthouding van ‘ja’ zowel als van ‘neen’, het volstrekt ‘niet tussenkomen’, het ‘laten gaan’, het ‘loslaten’. We gedragen ons alsof we geen voorkeuren hebben, zolang we in die innerlijke houding volharden. Maar we blijven scherp aandachtig, zij het ook totaal niet selectief. Wat gebeurt er wanneer we dit doen? [Om dat uit te leggen, moeten we natuurlijk wel abstracte taal gebruiken. Dat doen we als we over de voorgestelde oefening nadenken, maar volstrekt niet als we ze uitvoeren. We moeten er echter over nadenken, maar volstrekt niet als we ze uitvoeren. We moeten er echter over nadenken om te tonen op welke manier dit helder en toch objectloos bewustzijn spiritualiteit is, en niet alleen relaxatie of therapie.]
[…]
We vereenvoudigen [eerder] onszelf op een radicale manier: we zijn niet meer deze of gene particulier met zijn overtuigingen, verlangens, angsten en plannen. De innerlijke aandacht, die volledig loslatend, volgt, is een zuiver ego-loos bewustzijn. Het is een ego-loos bewustzijn dat toch wel een object heeft (zoals ieder bewustzijn). Welk object? Ook dat object wordt buitengewoon vereenvoudigd: we zijn ‘aandachtig’ maar we zijn op niets ‘specifieks’ gericht. We selecteren hoegenaamd niet. Dit betekent dat we gericht zijn op een niet bepaald ‘iets’, op het ‘zijn als zodanig’ (zoals we ook ons zelf hebben herleid tot een bewustzijn dat in niets particulier is, maar slechts ‘is’). Uit wat we zojuist uitleggen, blijkt dat hier subject en object in wezenlijke punten samenvallen: de aandacht is ‘eenvoudig’ zijn, bewust van zijn. Nu blijkt dat we ons wel degelijk situeren in het grootste geheel: in de ‘werkelijkheid als zodanig’. Wat we ‘in de werkelijkheid als zodanig’ plaatsen, is ‘onze’ eigen, naakte werkelijkheid. Van alle doelen hebben we abstractie gemaakt. Gerichtheid op doelen is dus hier afwezig. Maar een totaal niet selecterende open aandacht voor alles wat zich voor zal doen, situeert ons in het grootste geheel, het zijn als zodanig. We ‘zijn’ het zelfbewustzijn van werkelijkheid. Dit zal volstaan als beschrijving.
uit: L. Apostel, Atheïstische spiritualiteit, 1998, p. 24-25
Dogen
‘In wezen zijn alle dingen in de hele wereld met elkaar verbonden als momenten. Omdat alle momenten tijd-zijn zijn, en zij jouw tijd-zijn zijn, heeft tijd-zijn de kwaliteit van vloeien. Zogenaamd vandaag vloeit over in morgen, vandaag vloeit over in gisteren, gisteren vloeit over in vandaag. En vandaag vloeit over in vandaag, morgen vloeit over in morgen. Omdat vloeien een kwaliteit van tijd is.’
vertaald en bewerkt naar: Dogen Kigen (1200-1253), Uji (Tijd-zijn)
SEIRIN’S DODELIJKE SLANG
Aankondiging
Weggaan, en toch blijven.
Verwijlen, maar toch vertrekken.
Niet weggaan, niet blijven: zij is zonder land.
Waar kan je haar ontmoeten?
Overal, eender waar.
Zeg me: wat voor een ding is zo prachtig?
Zaak
Aandacht! Een monnik vroeg meester Seirin: ‘Hoe is het als een beoefenaar vooruitgaat op het pad?’
Seirin antwoordde: ‘Een dode slang ligt daar op de grote weg. Ik raad je aan er niet op te trappen.’
De monnik zei: ‘Als men er op trapt, wat dan?’
Seirin zei: ‘Je verliest je leven.’
De monnik zei: ‘En als men er niet op stapt, wat dan?
Seirin zei: ‘Er is geen ontkomen aan.’
De monnik zei: ‘En juist op zo’n moment, wat dan?’
Seirin zei: ‘Het is al weg!’
De monnik zei: ‘Ik vraag me af: weg waar naartoe?’
Seirin zei: ‘Waar je ook zoekt: het gras is diep.’
[…]
Lofzang
De veerman stuurt het roer in het duister,
de eenzame boot in de nacht wendt de boeg.
Op beide oevers dwarrelt sneeuw doorheen het bloeiende riet.
Nevelig water versluiert de herfst van de ene rivier.
De kracht van de wind laat de zeilboot varen zonder riemen.
De klank van de fluit roept de maan.
Zeilen naar het zuivere land.
Zaak 59 uit de Shoyoroku, vertaald naar: The Book of Equanimity, Gerry Shishin Wick, 2005, Wisdom Books, p. 184
Lees hieronder Maezumi Roshi’s commentaar bij de karakters van het Japanse woord ‘zazen’: 坐 (zitten) en 禅 (zen).
Over de zandtuin van Ryoanji in Kyoto lees meer en vind foto’s hier en bekijk hier een korte video.
Chiyono’s ‘Geen water, geen maan’
Chiyono diende in een zenklooster en wou zazen doen. Op een dag vroeg zij een oudere non: “Ik ben van eenvoudige komaf. Ik kan niet lezen of schrijven en moet de hele tijd werken. Is het mogelijk dat ik de weg van Boeddha kan bereiken, ook al heb ik geen bekwaamheden?”
De non antwoordde: “In het boeddhisme is er geen onderscheid tussen mensen. Er is alleen dit: elkeen moet vasthouden aan het verlangen om te ontwaken en een hart van groot mededogen cultiveren. Mensen zijn volkomen zoals ze zijn. Als je niet in misleidende gedachten vervalt, is er geen Boeddha en geen levend wezen – er is slechts één volledige natuur. Als jij je ware natuur wil kennen, moet jij je wenden naar de bron van je misleidende gedachten. Dit wordt zazen genoemd.”
Chiyono zei blij: “Met deze praktijk als mijn metgezel, hoef ik alleen maar mijn dagelijks leven te leiden en dag en nacht te oefenen.”
Maandenlang oefende zij oprecht. Op een vollemaannacht ging zij naar buiten om water te putten en zij zag de weerspiegeling van de maan in haar emmer. Plotseling brak de versleten bamboereep, die de oude emmer bijeenhield, en viel de bodem eruit. Samen met het water verdween ook de weerspiegeling van de maan.
Toen Chiyono dit zag, kwam ze tot grote realisatie.
vertaald naar: The Hidden Lamp: Stories From Twenty-Five Centuries of Awakened Women, ed. Florence Caplow & Susan Moon, p. 37.
Bovenstaand fragment over Chiyono (1223-1298), die wij in onze zenvrouwenlijn vernoemen met haar dharmanaam Mugai Nyodai, gaat terug op een langere, Japanse tekst, die in het Engels vertaald werd als: The Enlightenment of Chiyono, translated by Anne Dutton, in: Zen Sourcebook Traditional Documents from China, Korea, and Japan, edited by Stephen Addiss, 2008, pp. 175-179. Deze vertaling is ook te lezen op: https://terebess.hu/zen/mesterek/mugai.html
Hieruit vertaalde Roshi voor de teisho over Chiyono’s praktijk volgende paragrafen:
‘Een van de nonnen in het klooster was een oudere vrouw, die van nature zeer mededogend was. Op een dag kwam Chiyono naar haar toe en zei: “Ik heb het verlangen om zazen te beoefenen, maar ik ben van eenvoudige komaf. Ik kan niet lezen of schrijven. Ik ben niet erg verstandig. Als ik een oprecht voornemen heb, is het dan mogelijk dat ook ik de weg van de Boeddha bereik, ook al heb ik geen bekwaamheden?”
De oudere non antwoordde haar en zei: “Dat is prachtig, mijn beste! Wat valt er eigenlijk te bereiken? In het boeddhisme is er geen onderscheid tussen een man en een vrouw, tussen een leek en iemand die de wereld verzaakt. Ook is er geen scheiding tussen hooggeboren en nederig, tussen oud en jong. Er is alleen dit – elkeen moet vasthouden aan zijn of haar aspiratie en voortgaan op de weg van de Bodhisattva. Er is geen hogere weg dan deze.
Je moet niet theoretiseren over de woorden of leringen van de Boeddha’s en meesters. Volgens de geschriften is het doel om zelf het Boeddhaschap te bereiken. Deze leringen zeggen dat zazen betekent ‘de Boeddha zoeken in je eigen hart’. […]
Als je je eigen hartgeest kent, welke leringen over de soetras heb je dan nodig? Bij het gaan van de Weg moeten we alleen op ons eigen lichaam vertrouwen.
Verder moeten zij die zazen willen beoefenen een hart van groot mededogen cultiveren met de intentie om alle levende wezens te redden. Zoek niet naar verlichting voor jezelf alleen.
Ga naar een rustige plaats, ga in lotushouding zitten en leg je ene hand op de andere. Zonder naar een kant te leunen, breng je je oren op één lijn met je schouders.
[…]
Gooi je lichaam en je leven weg. Als je van binnen kijkt, heb je zelf geen-geest. Vergeet ook je verbindingen met anderen. Als je van buiten kijkt, is er nergens een geest te vinden. Als er onverwacht willekeurige gedachten bij je opkomen, laat ze dan meteen weer gaan. Volg ze niet. Dit is de wezenlijke manier van zazen.
[…]
Luister goed. De leraren uit het verleden hebben gezegd dat mensen compleet zijn zoals ze zijn. Ieder van hen is volkomen. Alle voelende wezens bezitten volledig de wijsheid en de deugden van de Boeddha. Maar omdat zij overmand zijn door misleidende gedachten en gehechtheden, kunnen zij dit niet manifesteren.”
Chiyono vroeg: “Wat zijn die misleidende gedachten?”
De non antwoordde: “Het feit dat je je vastklampt aan de gedachten die je voortbrengt, verhult je wezenlijke Boeddhanatuur. Dit is waarom we spreken van misleidende gedachten.
[…]
Boeddha of voelende wezens – mensen nemen het standpunt in dat dit twee verschillende dingen zijn vanwege misleidende gedachten. Als je niet in misleidende denkpatronen vervalt, is er geen Boeddha en ook geen levend wezen. Er is maar één wezenlijke natuur, net zoals er maar één volledige wereld is, hoewel we verwijzen naar de wereld van de tien richtingen.
[…]
Als je werkelijk je ware aard wilt kennen, moet je je richten op de bron van misleidende gedachten en die doordringen. Wanneer je een geluid hoort, focus dan niet op datgene wat je hoort, maar keer in plaats daarvan terug naar de bron van je eigen gehoor. Als je op deze manier oefent met alle dingen, zul je zeker je ware aard verhelderen.”
Chiyono vroeg toen: “Wat is de geest die de bron der dingen doorgrondt?”
De non antwoordde: “De vraag die je mij zojuist hebt gesteld – dat is een voorbeeld van jouw denken. Ga naar de ruimte waarin die gedachte nog niet is opgekomen. Bemoedig jezelf. Volg niet ook maar een minste spoor van denken – dit noemen wij het peilen van de bron.”
Chiyono zei toen: “Betekent dat, wat we ook doen als we ons dagelijks leven leiden, we de dingen niet moeten observeren, maar ons naar de bron van onze waarnemingen moeten wenden en onophoudelijk moeten proberen die te doordringen?”
De non zei: “Ja, dit wordt zazen genoemd.”
Chiyono zei: “Wat ik heb gehoord brengt mij grote vreugde. Het is voor mij niet mogelijk om dag en nacht zittende meditatie te beoefenen omdat ik altijd hout moet halen en water moet dragen, en mijn taken zijn talrijk. Maar als het is zoals ik gehoord heb, is er niets dat onmogelijk is te volbrengen in die twaalf uur. Als ik de bron van mijn waarnemingen zowel rechts als links van mij ontmoet, al naar gelang de tijd en al naar gelang de omstandigheden, hoe zou ik dan mijn plichten kunnen verzaken? Met deze praktijk als mijn metgezel, hoef ik alleen maar mijn dagelijks leven te leiden.
Als ik al oefenend wakker word en al oefenend naar bed ga, wat voor belemmering kan er dan zijn?” En zo vertrok zij met vreugde.
[…]
In de achtste maanmaand van het volgende jaar, op de avond van de vijftiende, scheen de volle maan. Profiterend van de wolkeloze nachtelijke hemel, ging Chiyono water putten uit de put. Toen zij dat deed, bezweek plotseling de bodem van haar emmer en verdween met het water ook de weerspiegeling van de maan.
[…]
De vertaling van Chiyono’s beroemde verlichtingsvers is gebaseerd op: Paul Reps, Zen Flesh, Zen Bones (Garden City, NY: Anchor Books, no date), p. 31.
‘Op deze en die manier probeerde ik
de oude emmer samen te houden
tot uiteindelijk de bodem eruit viel.
Geen water meer in de emmer!
Geen maan meer in het water!
Er is een buitengewoon realistisch portretbeeld van de oude abdis Mugai Nyodai bewaard, dat nog tijdens haar leven gemaakt werd.
Eind 13de eeuw, cipressenhout met sporen van polychromie, 73,2cm, Hōjiin-tempel, Kyoto.
Lama Gendun Rinpoche (1918 – 1997)
Geluk – Een spontaan geuite instructie
Geluk kan niet gevonden worden door grote inspanning en wilskracht,
maar is al hier, op dit moment, in ontspanning en loslaten.
Span je niet in, er is niets te doen.
Wat in de geest opkomt heeft geen belang,
omdat het geen enkele realiteit heeft.
Raak er niet aan gehecht. Vel geen oordeel.
Laat het spel vanzelf gebeuren, opkomen en weer terugvallen –
zonder iets te veranderen – en alles zal verdwijnen en opnieuw beginnen, zonder einde.
Alleen ons zoeken naar geluk weerhoudt ons ervan het te zien.
Het is als een regenboog waar je achter aan rent zonder hem ooit te vangen.
Hoewel hij niet bestaat, is hij er altijd geweest en vergezelt hij je elk moment.
Geloof niet in de realiteit van goede en slechte ervaringen – ze zijn als regenbogen.
Omdat je het ongrijpbare wil grijpen put je jezelf tevergeefs uit.
Zodra je dit grijpen ontspant, is er ruimte – open, uitnodigend en comfortabel.
Dus maak er gebruik van. Alles is al van jou. Zoek niet meer,
Ga niet in de onontwarbare jungle op zoek naar de olifant die al rustig thuis is.
Niets te doen, niets te forceren, niets te willen en alles gaat vanzelf.
uit het Engels vertaald
Hakuin Ekaku (Japan, 1689 – 1769)
Lied van zazen
Alle wezens zijn van nature Boeddha,
zoals ijs van nature water is.
Zonder water is er geen ijs,
zonder wezens zijn er geen Boeddha’s.
Hoe droevig dat mensen niet zien wat vlakbij is
en ver weg naar waarheid zoeken:
als iemand die te midden van water schreeuwt van de dorst,
als het kind van een rijke man dat onder de armen leeft.
Dolend op de donkere wegen der onwetendheid
zwerven wij door de zes werelden,
verder en verder dwalend in duisternis –
wanneer zullen wij ooit vrij zijn van geboorte en dood?
O, aan zazen zij in het Mahayana de hoogste eer gegeven!
Geven, geloften en de andere deugden,
het reciteren van de Boeddha’s naam, inkeer, toewijding
en andere goede daden –
zij alle hebben hun oorsprong in zazen.
Wie zazen slechts één keer beoefent,
wist onheilzame daden van begin af aan.
Waar zijn dan al die duistere wegen?
Het Reine Land zelf is nabij.
Wie deze waarheid ook maar één keer hoort
en haar met dankbaar hart beluistert,
haar koestert en ten diepste vereert,
is gezegend zonder einde.
Meer nog diegenen, die naar binnen keren
en getuigen van de ware zelfnatuur –
zelfnatuur die geen-natuur is –
zij laten elke leerstelling achter zich.
De poort van ‘gevolg en oorzaak zijn één’ is nu open,
noch twee, noch drie – de weg is recht voor ons.
Met vorm die geen vorm is ,
gaande en komende, onbewogen.
Met denken dat niet-denken is,
zijn zelfs zingen en dansen de stem van de Dharma.
Hoe grenzeloos en vrij is de hemel van samadhi!
Hoe stralend de volle maan van de viervoudige wijsheid!
Waarlijk, ontbreekt nu nog iets?
Nirvana is hier, vlak voor onze ogen.
Juist deze plaats is het Lotus-land,
juist dit lichaam is het Boeddha-lichaam.
uit het Engels vertaald aan de hand van diverse Engelse vertalingen uit het Japans
Toegenegen weerklank (J. kanno doko)
‘Wanneer we naar de hemel kijken en bidden, weten we niet wat ruimte is, maar spiritueel, in een diepe zin, begrijpen we wat ruimte is… Dan komt het antwoord van het hele universum. Als we deze geest van het universum volledig aanvoelen en om hulp vragen, of oproepen dat we tot leven mogen komen in ons dagelijks leven, dan kunnen we heel natuurlijk één zijn met het universum. Dit is respons.
Met andere woorden, als wij onze handen uitsteken naar het universum, steekt het universum zijn eigen hand naar ons uit. Dan kruisen het pad van je leven en het pad van het universum elkaar, worden één, onderling verbonden. In het Japans, is dit kanno doko. Kan betekent oproep, o is respons, do is pad, ko is kruisen. Oproep en respons kruisen elkaar meteen. Dit is ‘van ganser harte zijn’…’
vertaald door Frank De Waele naar: Dainin Katagiri Roshi, Returning to Silence, p. 83
Four Abodes meditation phrases
(Loving kindness)
May I be free in the midst of enmity and danger.
May I be free in the midst of mental suffering.
May I be free in the midst of physical suffering.
May I care for myself with joy and ease.
(Compassion)
May I feel sorrow in the sorrows of others.
(Sympathetic Joy)
May I feel joy in the joy of others.
(Balance/Equanimity)
May I know that everything comes as it comes, and goes as it goes.
uit ongepubliceerd workshop materiaal: Four Abodes meditation phrases, Melissa Blacker and David Rynick
Er is geen weg
Er is geen weg naar gelukkig zijn.
Gelukkig zijn is de weg.
Er is geen weg naar gewaarzijn.
Gewaarzijn is de weg.
Er is geen weg vrij van karma
Karma is de weg.
Er is geen weg naar het Zelf.
Dit zelf is de weg.
*
Als ik de weg ga in de hoop op nirvana,
laat ik verstoken blijven van nirvana.
Als ik de weg ga uit angst voor samsara,
laat ik gedoemd zijn tot samsara.
Maar als ik de weg ga uit liefde voor de weg,
dan ben ik de weg.
Want de weg van het hart
is het hart van de weg.
*
De weg van het hart is
verzaken aan het gedroomde zelf
is gehoor geven en
dienstbaar zijn.
De weg van het hart is het hart van de weg.
Er is geen andere weg.
Frank De Waele Roshi
De eerste twee regels van deze tekst zijn een gezegde dat vaak ten onrechte aan de Boeddha wordt toegeschreven. Lees hier meer over de herkomst van dit citaat.
Rutger Kopland
Een merel
Er is iets in de zang van een merel
het is voorjaar, je wordt wakker
je ligt te denken in de nacht
het raam staat open – er is iets
waarvan die vogel zingt
en je denkt aan wat je moet opgeven
er is iets in je dat leeg is en het stroomt vol
met het zingen van die merel.
Uit: R. Kopland, Toen ik dit zag, 2008
Taizan Maezumi Roshi
‘Het punt van onze praktijk is niet iets anders te worden dan wat we al zijn, zoals een Boeddha of een verlicht persoon, maar ons te realiseren of gewaar te zijn van het feit dat we intrinsiek, oorspronkelijk, de Weg zelf zijn, vrij en compleet.’
vertaald naar: T. Maezumi & B. Glassman, On Zen Practice: Body, breath and mind, p. 22
Dogen Kigen (1200-1253)
De grote weg gaan
De grote weg heeft oorspronkelijk geen naam of woord. Dit erkennend, zijn wij toch geneigd om het de grote weg te noemen.
Boeddha’s en voorouders verschijnen de een na de ander. De houten man en de ijzeren stier volgen elkaar op de hiel, opklimmend en afdalend. Maar zij laten geen voor ons zichtbaar spoor na.
Zeker is, de grote weg staat niet los van deze eigenste plaats, maar is altijd kalm en diep.
Wij moeten weten dat als wij zoeken wij hem niet kunnen zien.
Lang geleden vroeg een monnik aan Isan Reiyu: ‘Wat is de Weg?’
Isan antwoordde: ‘Jij bent het.’
Ook meester Mazu werd gevraagd: ‘Wat is de Weg?’
Mazu zei: ‘De gewone geest is de Weg.’
Ooit ook vroeg een monnik een oude meester: ‘Wat is de Weg?’
Hij zei: ‘ Dat waar je doorheen bent gegaan is de Weg.’
Zeggen deze uitspraken van de drie eerwaarden uiteindelijk hetzelfde of zijn ze verschillend?
Nederlandse vertaling naar: S. Okumura & D. Leighton, Eihei koroku, deel 8: Hogo, p. 500
Bendowa
‘Het volgehouden voornemen om de Weg te gaan waar ik over spreek, bestaat er in alle dingen te zien vanuit verlichting en zo´n alles insluitend gewaarzijn in praktijk te brengen te midden van een geherwaardeerde wereld.’
vertaald naar Hee-Jin Kim, Dogen on meditation and thinking, p. 21
Franz Kafka
Vor dem Gesetz
Vóór de Wet staat een wachter. Bij deze wachter komt een man van buiten en verzoekt toegang tot de Wet. Maar de wachter zegt, dat hij hem nu geen toegang kan verlenen. De man denkt na en vraagt dan of hij dan naderhand naar binnen zou mogen. ‘Het is mogelijk’, zegt de wachter, ‘maar nu niet’. Daar de poort naar de Wet openstaat zoals altijd, en de wachter op zij gaat, bukt de man zich om door de poort naar binnen te kijken. Als de wachter dat merkt, begint hij te lachen en zegt: ‘Als het je zo aantrekt, probeer dan maar, trots mijn verbod naar binnen te gaan. Maar begrijp goed: ik ben machtig. En ik ben maar de laagste wachter. Van zaal tot zaal staan er wachters, de een al machtiger dan de andere. Ik kan de derde al niet eens meer aankijken’. Zulke moeilijkheden had de man van buiten niet verwacht; de Wet moet toch voor iedereen en altijd toegankelijk zijn, denkt hij, maar als hij nu de wachter in zijn bontjas met zijn grote puntneus, zijn dunne zwarte Tartarenbaard, nauwkeuriger bekijkt, besluit hij toch liever te wachten tot hij toestemming krijgt om naar binnen te gaan. De wachter geeft hem een krukje en staat toe, dat hij naast de poort gaat zitten. Daar zit hij, dagen en jaren. […]
Lees hier verder
vertaald door Paul Claes
Seijo en haar ziel
Mumonkan zaak 35
Zenmeester Goso gebruikte een oude Chinese legende uit de T’angtijd en vroeg aan een monnik: ‘Er zijn twee Seijo’s. Welke is de echte?’
In de provincie Ko leefde eens een oude man genaamd Chokan. Deze hield heel veel van zijn dochter Seijo. Ze was heel mooi en Chokan placht haar als kind al te plagen met de opmerking dat ze even knap was als haar neef Ochu, die een stevige knaap was. Net toen die twee merkten dat ze verliefd op elkaar waren geworden, liet de vader weten dat hij voor zijn dochter Seijo een ander als echtgenoot had uitgezocht. Dit brak het hart van de jonge geliefden.
Ochu besluit daarop de stad te verlaten, omdat hij het niet kan aanzien dat ze met iemand anders trouwt. Op een nacht stapt hij in het geheim op een boot en begint de rivier af te varen. Maar opeens, zag hij opeens iemand gesticulerend langs de oever rennen. Tot zijn grote vreugde was het Seijo, die hem op een of andere manier gevolgd was. Zij besloten naar een ver land te reizen en daar samen te gaan wonen.
Enige jaren later, toe Seijo al moeder van twee kinderen was, werd zij zich voor het eerst van de diepte van de ouderliefde bewust. Haar geweten begon te knagen vanwege de wijze waarop ze haar geliefde vader behandeld had. Seijo miste haar oude vader, die ze hadden achtergelaten in hun dorp en die nog nooit zijn kleinkinderen had gezien. Ze zei ze tegen haar man: “Ik kan hier niet blijven, niet wetend of hij leeft of dood is. We moeten teruggaan en ons verzoenen.” Ook haar man Ochu betreurde wat zij Chokan hadden aangedaan, en stelde voor om terug te keren naar huis en om vergiffenis te vragen. Dus zeilden ze terug naar hun vroegere woonplaats.
Toen ze in hun geboortedorp aankwamen, zei Ochu tegen haar: “Blijf jij in de boot, ik zal met je vader gaan praten en de situatie uitleggen en dan kan jij komen”. Ochu ging naar Seijo’s ouderlijke huis, en vroeg de verbijsterde oude Chokan om vergiffenis vroeg en vertelde alles wat er gebeurd was. De oude man luisterde met ongeloof. Ten slotte vroeg hij Ochu over wie hij het eigenlijk had. De jonge echtgenoot antwoordde: ‘Over je dochter Seijo.’
‘Maar zij heeft het huis nooit verlaten!’ riep Chokan uit. ‘Kort nadat je weggegaan was, werd ze ziek en ze is nog steeds bedlegerig. Sinds je vertrek heeft ze geen woord meer gesproken.’
‘Dat moet een vergissing zijn,’ antwoordde Ochu. ‘Seijo volgde mij en samen gingen we naar een ver land. We trouwden en hebben twee kinderen. Ze verkeert in uitstekende gezondheid, ze wil je terugzienen om vergiffenis vragen, omdat we weggegaan zijn en zonder jouw toestemming getrouwd zijn. Als je me niet gelooft, kom dan mee naar de boot en kijk zelf.’
De oude man aarzelde en daarom ging Ochu alleen op weg om Seijo te halen en terug te brengen naar het huis van haar vader. Intussen ging Chokan naar de slaapkamer om de zieke Seijo te vertellen wat er gebeurd was. Zonder een woord te zeggen stond de zieke op en liep naar buiten, de aankomende Seijo tegemoet en – de twee komen samen, en versmelten tot één persoon.
Alle drie – de vader, Ochu en Seijo – zijn stomverbaasd. De vader zei: ‘Ik weet nu dat de Seijo die in bed lag slechts een lichaam moet zijn geweest waarvan de geest haar had verlaten.’
Ochu zei: ‘De Seijo die mijn vrouw werd, was geen geest. Zij is van vlees en bloed. Zij baarde onze twee kinderen. Hoe kon een geest van een kind bevallen?’
En Seijo zei: ‘Ik wist echt nooit dat ik thuis in bed lag. Ik zag Ochu bitter teleurgesteld vertrekken. En die nacht droomde ik dat ik hem volgde en achter zijn boot aan rende. Maar nu weet ik niet of ik degene was die achterbleef in bed of degene was die de boot volgde.’
Vers van de praktijk van de bodhisattvagelofte
Torei Enji (1721-1795)
Wanneer ik, eenvoudige discipel, nederig de ware natuur van alle dingen schouw, is alles een manifestatie is van de Tathagata´s geheimnisvolle waarheid. Er is geen partikel, geen ogenblik, dat niet doordrongen is van de Tathagata´s onuitsprekelijke licht.
In dit besef, en met een hart van mededogen, gaven de wijzen van vroeger tedere zorg aan alle levende wezens, ook aan dieren en vogels.
Als wij, in ons eigen leven van alledag, voedsel en kleding die ons beschermen, in dit besef zien, wie zou dan niet eerbiedig dankbaar zijn? Zij zijn het warme vlees en bloed, de barmhartige belichaming van de toewijding en het mededogen van de Boeddha’s.
Als wij levenloze dingen zo kunnen zien, hoeveel te meer moeten wij ook mensen op die manier bejegen. Vooral naar mensen, met een beperkt begrip, moeten wij invoelend en genegen zijn. Zelfs als zij zich tegen ons keren, ons zwartmaken en koeioneren, moeten wij hen beschouwen als belichaamde bodhisattvas, die in hun groot mededogen vaardige middelen aanwenden om ons te ondersteunen in onze bevrijding van onheilzame daden sinds het beginloze begin ontstaan door onze koppige gehechtheid aan waandenkbeelden.
Met ootmoedige woorden verzaken wij onvoorwaardelijk aan onszelf en het diepste en zuiverste geloof rijst op.
Op de piek van elke gedachte opent een lotusbloem en op elke bloem toont zich een Boeddha. In al zijn schoonheid is het zuivere land overal. Het stralende licht van de Tathagata doordringt de grond waar wij zijn.
Mogen wij deze geest bewaren en haar uitbreiden doorheen de wereld zodat wij en alle wezens mogen groeien in de Boeddha’s wijsheid.
Voorlopige Nederlandse vertaling, samengesteld door Frank De Waele, naar de Engelse vertalingen van Luis O. Gomez, Robert Aitken Roshi en Shodo Harada Roshi, en aangevuld met persoonlijke opzoekingen.
woke up in the middle of the night
the room asleep in early, sandy light
no one
no move
no more
but open space
to see
‘this life does not belong to me’
Frank De Waele Roshi
Citaten gebruikt bij de studie van de Hartsoetra
Ajahn Sumedho, The Mind and the Way
‘Als we onze persoonlijkheid, met haar opvattingen en vooroordelen, het onderwerp van ons bewustzijn laten zijn, ervaren we de realiteit in termen van die persoonlijkheid. Omdat de persoonlijkheid elke vorm kan aannemen, kunnen we opgetogen of depressief zijn, kunnen we ons succesvol of als een mislukking voelen. We leven in een cultuur die sterk de nadruk legt op de persoonlijkheid als zijnde jezelf. Als we ons goed voelen, zijn we gelukkig, als we ons niet goed voelen, zijn we ongelukkig. Dat is de kijk vanuit de persoonlijkheid. Elk succes dat hiermee gepaard gaat is persoonlijk, en elke mislukking is persoonlijk.
Maar wanneer plezier en pijn, oefening en verwijt, worden gezien vanuit het perspectief van het subject dat gewaar is, in plaats vanuit het gezichtspunt van een persoon, is dit de ontwaakte geest. Wanneer we meer en meer mediteren, maken we puur gewaarzijn tot het onderwerp van ons bewustzijn.
vertaald naar: D. Side, Buddhism, p. 101
Chyogyam Trungpa
“Wanneer onze beoefening begint te evolueren, zie je dat ego-pijn kan overstegen en opgelost worden. De bron daartoe is een houding van mededogen, een bodhisattva-benadering naar onszelf toe.
Wanneer wij de Hartsoetra beoefenen, zingen wij ‘geen oog, geen oor, geen neus, geen tong, geen lichaam en geen geest.’ Maar in feite betekent dat ‘ik hou van mijn oog, ik hou van mijn oor, ik hou van en ik voel sympathie naar al dat.’ Als je deze houding van sympathie kan aannemen, begint alle ego-pijn uiteindelijk op te lossen.”
vertaald naar Chögyan Trungpa, Cutting through Spiritual Materialism
Koans gebruikt bij de studie van de Hartsoetra
Chimon en het lichaam van prajna
Hekiganroku zaak 90
Een monnik vroeg Chimon: ‘Wat is het lichaam van prajna?’
Chimon antwoordde: ‘De oester zwelgt de volle maan in.’
Een monnik vroeg: ‘Wat is de functie van prajna?’
Chimon zei: ‘Het konijn wordt zwanger.’
Joshu’s pasgeboren baby
Hekiganroku zaak 80
Een monnik vroeg aan Joshu: “Heeft een pasgeboren kind de zes zintuigen of niet?”
Joshu zei: “Een bal op de vliedende stroom.”
De monnik keerde terug naar Tosu en vroeg: “Wat betekent ‘een bal op de stroming gooien’?”
Tosu zei: “Moment na moment, het stopt nooit met stromen.”
Tozan’s Koud en Warmte
Hekigan roku zaak 43
Een monnik vroeg aan Tozan: “Als het koud en warm is, hoe moeten we ze dan vermijden?”
Tozan zei: “Waarom ga je niet naar een plek waar het niet koud of warm is?”
De monnik vroeg: “Waar is de plek waar het niet koud of warm is?”
Tozan zei, “Als het koud is, dood jezelf met kou. Als het warm is, dood jezelf met hitte.”
Shigong’s Leegte
Mana Shobogenzo zaak 248.
Meester Shigong Huizang vroeg Xitang, zijn dharmabroer: “Weet je hoe je leegte moet (be)grijpen?” ?”
Xitang zei: “Ja, ik weet hoe ik leegte moet (be)grijpen.”
Shigong zei, “Hoe (be)grijp je het?”
Xitang greep met zijn hand naar de lucht .
Shigong zei, “Jij weet niet hoe je de leegte moet grijpen.”
Xitang antwoordde, “Hoe grijp je het, oudere broer?”
Shigong pookte zijn vinger in Zhigong’s neusgat en trok aan zijn neus.
Xitang kermde van de pijn en zei: “Het doet pijn! Je trekt mijn neus eraf.”
Shigong zei: ‘Nu kun je het nu vastpakken…’
De 42ste patriarch, Ryozan Osho
Denkoroku 42
Ryozan Osho studeerde met de tweede Doan Zenji. De patriarch vroeg hem; ‘Wat is dat onder je kesa?’
Ryozan kon niet antwoorden.
Doan Zenji zei: ‘Het is het meest pijnlijk wanneer iemand die het boeddhisme bestudeert, dit niveau nog niet bereikt heeft.
Nu, jij – vraag het aan mij. Ik zal het je zeggen.’
Ryozan zei: ‘Wat is dat onder je kesa?’
Doan Zenji zei: ‘Intiem.’
Ryozan had onmiddelijk grote satori.
De grote queeste
‘Ik zou zeggen dat de grote queeste van oudsher niet de zoektocht naar of zelfs de realisatie van Eenheid is geweest – die schijnt al van in het begin te hebben bestaan, maar veeleer het honoreren van elk specifiek, elk individueel aspect van het Ene Lichaam als het Ene Lichaam zelf, zonder iets of iemand uit te sluiten, zonder te eisen dat alle dingen op een bepaalde manier moeten zijn om deel uit te maken van dat Ene Lichaam.’
vertaald naar: B. Glassman, Infinite Circle, p. xii
Vimalakirti’s ‘onmiddellijke geest is de plaats van verlichting’
Een jonge monnik, toen hij op het punt stond de drukke, lawaaierige stad Vaisali te verlaten, ontmoette Vimalakirti die net in de stad aankwam. Hij vroeg hem waar hij vandaan kwam.
Vimalakirti antwoordde: “Ik kom van de plaats van ontwaken.”
De monnikvroeg hem: “Van de plaats van ontwaken? Waar is dat?
Vimalakirti antwoordde: ‘De onmiddellijke geest zelf is de plaats van ontwaken’.
Joshu’s zendo
Joshu roku 214
Een monnik vroeg meester Joshu: ‘Wat is de zendo?’
De meester zei: ‘Van de zendo kom je. Naar de zendo ga je. Alles, overal is de zendo. Er is geen andere plaats.’
vertaald door Frank De Waele naar: J. Green, The Recorded Sayings of Zen Master Joshu
The Dakini Speaks
Jennifer Welwood
My friends, let’s grow up.
Let’s stop pretending we don’t know the deal here.
Or if we truly haven’t noticed, let’s wake up and notice.
Look: Everything that can be lost, will be lost.
It’s simple — how could we have missed it for so long?
Let’s grieve our losses fully, like ripe human beings,
But please, let’s not be so shocked by them.
Let’s not act so betrayed,
As though life had broken her secret promise to us.
Impermanence is life’s only promise to us,
And she keeps it with ruthless impeccability.
To a child she seems cruel, but she is only wild,
And her compassion exquisitely precise:
Brilliantly penetrating, luminous with truth,
She strips away the unreal to show us the real.
This is the true ride — let’s give ourselves to it!
Let’s stop making deals for a safe passage:
There isn’t one anyway, and the cost is too high.
We are not children anymore.
The true human adult gives everything for what cannot be lost.
Let’s dance the wild dance of no hope!
zie: http://jenniferwelwood.com/poetry/the-dakini-speaks/
Unconditional
Jennifer Welwood
Willing to experience aloneness,
I discover connection everywhere.
Turning to face my fear,
I meet the warrior who lives within.
Opening to my loss,
I gain the embrace of the universe.
Surrendering into emptiness,
I find fullness without end.
Each condition I flee from pursues me,
Each condition I welcome transforms me
And becomes itself transformed
Into its radiant jewel-like essence.
I bow to the one who has made it so,
Who has crafted this Master Game.
To play it is purest delight.
To honor its form — true devotion.
zie: http://jenniferwelwood.com/poetry/unconditional/
Bestijging van de Berg Karmel
Sint-Jan van het Kruis
Om te komen tot wat ge niet weet,
moet ge gaan langs waar ge niet weet.
Om te komen tot wat ge niet geniet,
moet ge gaan langs waar ge niet geniet.
Om te komen tot wat ge niet bezit,
moet ge komen langs waar ge niet bezit.
Om te komen tot wat ge niet zijt,
moet ge gaan langs waar ge niet zijt.
Wilt ge ertoe komen alles te weten,
wens dan in niets iets te weten.
Wilt ge ertoe komen alles te genieten,
wens dan in niets iets te genieten.
Wilt ge ertoe komen alles te bezitten,
wens dan in niets iets te bezitten.
Wilt ge ertoe komen alles te zijn,
wens dan in niets iets te zijn.
Zodra ge staan blijft bij iets,
houdt ge op met naar het Al te streven.
Want om van alles tot het Al te komen,
moet ge U geheel en al van alles ontdoen.
Wanneer ge ertoe gekomen bent het Al te bezitten,
moet ge het bezitten zonder iets te verlangen.
In deze ontbloting vindt de geest rust en vrede.
Omdat hij niets begeert,
drijft niets hem naar boven
en niets drukt hem naar beneden.
Hij rust in het middelpunt van zijn nederigheid.
in: Joannes van het Kruis, Mystieke werken, boek I, 13, nrs. 10-13, blz. 555-556.
Als ik heel stil ben
Dorothee Sölle
Als ik heel stil ben
kan ik vanuit mijn bed
de zee horen ruisen
maar het is niet genoeg heel te stil zijn
ik moet ook mijn gedachten van het land lostrekken
Het is niet genoeg de gedachten van het vasteland los te maken
ik moet ook het ademen aanpassen aan de zee
omdat ik bij het inademen minder hoor
Het is niet genoeg de adem aan te passen aan de zee
ik moet ook handen en voeten het ongeduld ontnemen
Het is niet genoeg handen en voeten te verzachten
ik moet ook de beelden van mij weggeven
Het is niet genoeg de beelden weg te geven
ik moet ook ophouden met moeten
Het is niet genoeg het moeten te laten
zolang ik het ik niet verlaat
Het is niet genoeg het ik te laten
ik leer vallen
Het is niet genoeg te vallen
maar terwijl ik val
en mezelf ontzink
hou ik op
de zee te zoeken
omdat de zee nu
van de kust naar boven
en in mijn kamer gekomen
om mij is
Als ik heel stil ben.
vertaling van ‘Wenn ich ganz still bin’ van D. Sölle, waarvan de bibliografische verwijzing voorlopig nog niet getraceerd is.
Unmon’s ziekte (Hekiganroku zaak 87)
Meester Unmon sprak tot de monniken: ‘Ziekte en medicijn stemmen wederzijds overeen tot elkaar. Het hele universum is medicijn. Wat is het zelf?’
Meester Unmon antwoordde zelf: ‘Men komt onkruid tegen en het blijkt een orchidee te zijn.’
Santideva
‘Waar zou er leer genoeg zijn om de hele wereld te bedekken?
Met alleen het leer van mijn sandalen,
is het alsof de hele wereld bedekt is.
Net zo, ben ik ook niet in staat om uiterlijke verschijnselen te beheersen,
maar ik zal mijn eigen geest in toom houden.
Wat is de noodzaak om iets anders te beteugelen?’
uit: De weg tot het inzicht, Bodhicaryavatara, 5: 13-14
Viktor Frankl
“Tussen stimulans en reactie is er een ruimte. In die ruimte is onze kracht om onze reactie te kiezen. In ons antwoord ligt onze groei en onze vrijheid.”
‘In zijn boek Man’s Search for Meaning schreef Dr. Frankl over de psychologische impact van het leven als gevangene in de nazi-concentratiekampen van de Tweede Wereldoorlog. Zijn moeder, vader, broer en zwangere vrouw werden allemaal gedood in de kampen. Dr. Frankl beschrijft in ijzingwekkende details hoe zijn bewakers hem vrijwel alles van persoonlijke waarde en menselijke waardigheid afnamen.
Het enige dat de nazi’s hem niet konden afnemen was zijn keuze om te reageren op de ontbering, de vernedering en het trauma waaraan hij werd blootgesteld. Hij maakte een bewuste keuze om zijn energieën te richten op het “bezitten” van die kleine maar zeer belangrijke ruimte tussen de stimulans (wat er ook tegen hem gezegd of gedaan werd) en zijn reactie daarop. Zijn vermogen om die mate van psycho-spirituele autonomie te behouden in de meest afschuwelijke omstandigheden die men zich kan voorstellen, is een opmerkelijk voorbeeld van intrapersoonlijke kracht […]’
vertaald naar deze webpagina
AFGROND
Ik kijk zodanig naar de Taag
dat ik vergeet dat ik kijk onder ’t kijken,
en plotseling rijst de vraag
als mijn gedachten verder reiken –
wat is rivier-zijn, wat is stromen?
Wat-is-hier-staan-dromen?
En ineens lijkt alles mij loos
en leeg, deze plek, dit moment,
alles is ineens zo inhoudsloos –
zelfs dat ik mij denkend afwend.
Alles – ik en de wereld in het rond –
is ontdaan van elke grond.
Alles raakt zijn wording kwijt
en verdwijnt uit mijn hoofd.
Wezen, idee, identiteit
zijn van elke band beroofd
met de aarde, hemel en mijn lot…
En plotseling ontmoet ik God.
uit: Fernando Pessoa: Een spoor van mezelf.
Uit het Portugees vertaald door Harrie Lemmens.
De Arbeiderspers